Volt / politica G.

Gerechtshof Amsterdam 7 februari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:276

In februari 2022 werd politica G. door haar partij Volt geschorst als lid van de Tweede Kamerfractie. Volt bracht een tweetal persberichten uit over de schorsing en daaraan gerelateerde kwesties. Daarin stond onder meer dat de partij meldingen had ontvangen die wijzen op grensoverschrijdend gedrag van G. Ook stond er dat Volt het verschrikkelijk vindt “dat er grensoverschrijdend gedrag binnen Volt heeft kunnen plaatsvinden en dat betrokken personen zich niet eerder veilig hebben gevoeld om zich eerder op deze schaal uit te spreken”.

In een door G. aangespannen kort geding oordeelde de Voorzieningenrechter te Amsterdam in maart 2022 dat Volt G. ten onrechte had geschorst en ook haar fractielidmaatschap ten onrechte had beëindigd. Volt moest G. van de rechter weer toelaten tot de fractie en haar een (voorschot op een) schadevergoeding van € 5.000,- betalen. De vordering tot rectificatie van de persberichten wees de rechter af, onder meer omdat zij oordeelde dat G. voldoende gerehabiliteerd zou worden in publicaties over het vonnis.

Volt is tegen het vonnis in hoger beroep gegaan. Omdat G. ten tijde van de behandeling daarvan definitief de partij verlaten heeft en daar ook niet meer naartoe terug wil, oordeelt het hof dat er geen belang meer is bij het (her)beoordelen van haar schorsing en de beëindiging van haar lidmaatschap. Er bestaat wel een belang bij het opnieuw beoordelen van de in eerste instantie toegekende (voorschot op) schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatig handelen.

Volgens G. bestond dat handelen uit het publiceren van de persberichten, die zij onrechtmatig vindt omdat Volt niet gerechtigd zou zijn geweest haar als fractielid te schorsen en alleen al daarom geen persbericht had mogen publiceren over die schorsing. G. stelt verder dat de formulering van de persberichten ook onrechtmatig is, omdat daarin wordt gesteld dat er meldingen zijn gemaakt van grensoverschrijdend gedrag door G., terwijl die meldingen onvoldoende steun vonden in de op dat moment bestaande feiten.

Omdat het in hoger beroep uitsluitend nog gaat om de vraag of de geldvordering in kort geding terecht is toegewezen, is het beoordelingskader van het hof heel beperkt: Het dient uitsluitend de vraag te beantwoorden of aannemelijk is dat schadevergoeding ook in een bodemprocedure zal worden toegekend. Daarvoor moet in elk geval komen vast te staan dat Volt onrechtmatig heeft gehandeld jegens G.

Het hof wijst er om te beginnen op dat ongewis is of in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat Volt G. niet had mogen schorsen. Onder staatsrechtgeleerden wordt daarover verschillend gedacht. Het hof kan dus niet in dit kort geding vaststellen dat het aannemelijk is dat Volt op deze grond zal worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding.

Het hof beoordeelt vervolgens de inhoud van het persbericht. Het wijst erop dat het een vast uitgangspunt in de rechtspraak is dat publieke uitingen over politici niet snel onrechtmatig zijn en dat politici meer moeten tolereren dan private personen. Hoewel aan de vrijheid van meningsuiting ook in het publieke debat niet een absoluut karakter toekomt, moet de rechter terughoudend zijn met het beperken daarvan door het opleggen van sancties als die door G. voorgestaan.

Het hof weegt vervolgens de belangen over en weer en kijkt met name naar de in de rechtspraak ontwikkelende relevante gezichtspunten. Het gaat hier om ernstige verdenkingen die zijn geuit, maar vanuit maatschappelijk belang is de misstand die wordt aangekaart ook relatief groot, aldus het hof. Toen het eerste persbericht werd verstuurd, was er sprake van één melding van grensoverschrijdend gedrag en dus niet van “meldingen” (meervoud) zoals in het persbericht staat. Die melding rechtvaardigde volgens het hof wel de door Volt genomen maatregelen en het naar buiten brengen daarvan. De mededeling uit het persbericht dat Volt onderzoek heeft laten doen n.a.v. de (eerste) melding is wel juist. Het persbericht vindt dus grotendeels steun in de feiten. Volt heeft het persbericht wellicht wat prematuur naar buiten gebracht, maar kon ook niet heel veel langer wachten gelet op de feitelijke omstandigheden Het hof vindt de door het eerste persbericht gewekte indruk dat het noodzakelijk was om G, te schorsen om het vervolgonderzoek in veilige omgeving te kunnen laten plaatsvinden niet geheel juist, maar oordeelt dat de ongelukkig gekozen bewoordingen niet afdoen aan het oordeel dat het bericht niet onrechtmatig is ten opzichte van G.

Over het tweede persbericht is het of relatief kort: dat vermeldt in overeenstemming met de feiten dat het fractielidmaatschap van G, op 26 februari was beëindigd. Dat in hetzelfde bericht wordt vermeld dat er 13 meldingen over G. zijn ontvangen acht het hof aannemelijk en bij het publiek maken van die informatie bestond ook een openbaar belang. Het persoonlijke belang van G. moet daarvoor wijken. Daar komt nog bij dat het hof ervan overtuigd is dat de informatie uit het persbericht ook wel op andere wijze openbaar zou zijn geworden. Het tweede persbericht wordt daarom niet onrechtmatig geacht.

Dat betekent dat er geen grondslag (meer) is voor het toekennen van een (voorschot op een) schadevergoeding. Het hof vernietigt daarom het kort geding vonnis en wijst alle vorderingen van G. alsnog af met veroordeling van G. in de proceskosten van de beide instanties.

 

 

 

 

  

Previous
Previous

Ombudsman X / Auteur Y (Niet te geloven!!)

Next
Next

Kinderdagverblijf De Apenrots / moeder