‘Rocky van de Zuidas’ c.s. / NRC

Vzr. Rechtbank Amsterdam 18 november 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6753

Eisers in deze zaak, X en Y, zijn beiden fiscaal-/juridisch adviseurs die met enige regelmaat bekende personen hebben bijgestaan en bijstaan, al dan niet in het kader van #MeToo-kwesties.

Wanneer zij in de loop van oktober 2022 benaderd worden door NRC in het kader van wederhoor, dreigen zij met een kort geding om een aan hen gewijde publicatie te voorkomen. Zij vragen NRC de uitkomst van de rechtszaak af te wachten, maar de krant weigert dat.

Op 30 oktober 2022 verschijnt in de NRC-rubriek Profiel een artikel over eisers onder de titel “In veel mediagenieke zaken duikt X op als adviseur. Nu wordt hij zelf vervolgd. Wie is deze Rocky van de Zuidas?”

Stellende dat dat bol zou staan van onjuistheden, vorderen de twee in kort geding met name rectificatie van het artikel in de vorm van een tekst op de NRC-website waarin de krant opsomt wat feitelijk onjuist zou zijn geweest in het aan X en Y gewijde artikel.

In zijn vonnis van 18 november 2022 wijst de Voorzieningenrechter er om te beginnen op dat het toewijzen van een dergelijke vordering een beperking zou inhouden van het recht op vrije meningsuiting van NRC. Dat kan alleen als de beperking bij wet is voorzien en noodzakelijk wordt geacht in een democratische samenleving ter bescherming van andere belangen. Vaak zijn dat belangen die door artikel 8 EVRM – het recht op privéleven – worden beschermd, maar de Voorzieningenrechter oordeelt dat eisers zich daar in deze zaak niet op kunnen beroepen: wat NRC heeft geschreven gaat uitsluiteind over hun optreden als juridisch adviseurs en het respect voor hun privéleven komt niet in het gedrang.

De rechter beoordeelt vervolgens aan de hand van enkele concrete omstandigheden of een rectificatie in dit geval noodzakelijk is.

Hij overweegt dat het artikel bijdraagt aan een debat van algemeen belang, omdat het de activiteiten van eisers als onderwerp heeft, die als belangenbehartigers betrokken zijn bij kwesties die in de maatschappelijke belangstelling staan zoals MeToo-achtige beschuldigingen aan het adres van prominente personen. Van belang is verder dat eisers ‘public figures’ zijn die ruimschoots in de - vaak door hen zelf gezochte – publieke belangstelling staan. Zij hebben daarom meer kritiek te dulden dan willekeurige andere personen.

Eisers hebben met name een punt gemaakt van vermeend feitelijke onjuistheden in het artikel. Met de NRC is de rechter echter van oordeel dat de verwijten van eisers onterecht zijn:  De door hen gestelde “onjuistheden” staan ofwel niet in het artikel, of ze staan daar wel in maar hebben geen betrekking op eisers of ze staan erin en vinden ruim voldoende steun in het ter beschikking staande feitenmateriaal. Zo acht de rechter de omschrijving dat eisers “een spoor van wrakingsverzoeken achterlaten” feitelijk juist, gelet op het aantal keren dat eisers naar het middel van wraking hebben gegrepen, terwijl dat gewoonlijk met uiterste terughoudendheid pleegt te worden ingezet door advocaten.

Al met al oordeelt de Voorzieningenrechter dat het negatief afschilderen van eisers niet onrechtmatig is en valt binnen de grenzen van de journalistieke vrijheid. Er is niet gebleken dat NRC het artikel heeft gepubliceerd met het doel eisers te beschadigen. Hun is bovendien voldoende gelegenheid gegeven om hun visie te geven. Zij hebben er zelf voor gekozen om slechts in algemene zin in te gaan op vragen van NRC  en wat ze in dat kader gemeld hebben, stond bij het artikel weergegeven.

De Voorzieningenrechter wijst er tot slot nog op dat NRC niet gehouden was de publicatie uit te stellen tot een oordeel zou zijn gegeven in kort geding. Eisers tilden er zwaar aan dat NRC niet wenste te wachten met publiceren, maar de rechter dus niet. Hij wijst alle vorderingen van X en Y af en veroordeelt hen in de proceskosten van NRC.  

Previous
Previous

Dier&Recht / Agractie (“zuivel veroorzaakt ernstig dierenleed”)

Next
Next

Buurvrouw X / Buurman Y (“de autokrasser”)